Trombose
- Gegevens
- Hoofdcategorie: termen en definities
- Gemaakt op zaterdag 13 augustus 2016 19:14
- Laatst bijgewerkt op zondag 13 mei 2018 12:51
- Gepubliceerd op zaterdag 13 augustus 2016 19:14
- Hits: 4479
Wanneer het bloedpropje (trombus) een ader of slagader gedeeltelijk of helemaal afsluit krijgen de weefsels achter de bloedprop daardoor te weinig zuurstof aangevoerd, waardoor ze kunnen afsterven. Een trombus kan overal in je lichaam ontstaan, maar komt het meest voor in de benen, de longen, het hart en de hersenen. Daar leidt het tot verschillende problemen.
Trombosebeen Trombose komt vaak voor in de diepliggende aderen van het onderbeen. Door het propje stroomt je bloed niet meer goed terug in de richting van het hart. Het been wordt vaak plotseling of binnen een paar dagen dik, warm, pijnlijk, rood en glanzend.
Longembolie
Het gevaarlijke van een bloedstolsel in een ader in je benen is dat het propje los kan schieten. De bloedsomloop voert het vervolgens mee naar het hart en daarna naar de longen. Daar zit het stolsel de bloedtoevoer naar de longen in de weg. Dit heet een longembolie.
Het weefsel achter de bloedprop sterft af omdat het te weinig zuurstof krijgt, wat klachten geeft als benauwdheid, een snelle ademhaling en pijn bij het ademhalen, bloed ophoesten, transpireren, een bleek gezicht en flauwvallen. Een longembolie is ernstig en vraagt altijd om nader onderzoek door een arts.
Hart en hersenen
Een stolsel in de hartslagader kan een hartinfarct veroorzaken. Bovendien kan een stolsel dat ontstaat in het hart of de hartslagader vastlopen in de slagader van de hersenen. Als zo’n hersenembolie de slagader afsluit, kun je een herseninfarct krijgen. Een stolsel kan zich ook voordoen in de afvoerende vaten van de hersenen, dan is er sprake van sinustrombose.
Oorzaken
Als het bloed te langzaam stroomt, kan er een stolsel ontstaan. Bijvoorbeeld als je lang stilzit tijdens een vliegreis, langdurig bedrust moet houden, geopereerd bent of een been hebt dat in het gips zit. Heb je last van boezemfibrilleren, dan stroomt het bloed trager door het hart en kan het bloed even stilstaan. Ook dit verhoogt het risico op een bloedpropje.
Trombose ontstaat meestal door een combinatie van factoren. In sommige families komt veel trombose voor. Roken, een hoog cholesterolgehalte, diabetes, kanker, een te hoge bloeddruk, een zwangerschap en het gebruik van een anticonceptiepil met oestrogeen vergroten het risico op trombose. Hoe ouder je wordt, hoe groter de kans is dat je last krijgt van trombose.
Voorkomen en behandelen
Bij trombose krijg je antistollingsmiddelen en medicijnen die stolsels oplossen. Heb je een gezwollen trombosebeen, dan krijg je zwachtels om het been waardoor de zwelling afneemt. Meestal krijg je daarna nog een elastische kous aangemeten die ervoor zorgt dat vocht uit je been wordt afgevoerd. Trombose ontstaat namelijk vaak op kleppen in de aders, waardoor die kleppen stuk kunnen gaan en je bloed niet goed terugstroomt. Daardoor hoopt zich vocht op in je onderbeen. Een stevige steunkous voorkomt dat.
Als je een keer trombose gehad hebt, bekijkt de arts met je welke risicofactoren je moet vermijden. Sommige patiënten krijgen medicijnen tegen een hoge bloeddruk voorgeschreven. Aan een erfelijke aanleg is helaas niets te doen, maar het aanpassen van je leefstijl kan het risico op het terugkomen van trombose wel verkleinen. Rook je, dan is het verstandig om te stoppen. Ook meer bewegen, langdurig stilzitten of stilstaan vermijden en gezond en gevarieerd eten helpt.