De Oerknaltheorie
- Gegevens
- Gemaakt op zondag 08 juni 2025 23:00
- Laatst bijgewerkt op woensdag 15 oktober 2025 23:45
- Gepubliceerd op zondag 08 juni 2025 23:09
- Hits: 824
Het kleine en het grote
De oerknaltheorie gaat over iets wat onbeschrijfelijk jong en compact is en iets wat zo groot en oud is dat het alle voorstellingsvermogen te boven gaat: Het ontstaan van het universum. Het universum begon compacter nog dan de grootte van een quark: de bouwsteen van een proton of neutron, die samen de kern vormen van een atoom. In dat onvoorstelbaar compacte lag alles besloten, wat nu bekend is als de tijd, materie, de zwaartekracht, de elektromagnetische kracht, de zwakke kernkracht, de sterke kernkracht, het waarneembare universum en alles wat hierin ontstaan is zoals het leven. Bij aanvang van de oerknal had dit alles zich nog niet van elkaar losgemaakt. Wat was er dan? Een vaak gehoord antwoord wat iedereen wel herkent is, energie. Beschrijvend wat de oerknal is, komt ook het nu aan de orde. Inmiddels 13,8 miljard jaar na de oerknal, zijn alle krachten waarvan we net spraken, al bijna net zo lang actief en spreken we van het onvoorstelbaar miljarden lichtjaren grote waarneembare universum.Astronomen schatten, dat er behalve de Melkweg, - het sterrenstelsel waar ons zonnestelsel en de aarde een piepklein deel van uitmaakt -, nog 40 miljard sterrenstelsels zijn in dit waarneembare universum.
Dat universum is grenzeloos, groeiend en kent geen middelpunt. Vanuit de aarde gezien, groeit het universum in alle richtingen. Wanneer er bewoners zijn elders in het universum, zullen zij zich ook in het middelpunt wanen.
Elementen
Het waarneembare universum heeft in de 13,8 miljard jaar van zijn groei, alle elementen gemaakt die wij kennen uit de scheikunde les. Met die elementen is alles wat leeft(bacteriën, planten, dieren, mensen) tot stand gekomen. Hoe dat leven op aarde begonnen is, is niet bekend. Er zijn tot nu toe alleen speculaties en vermoedens. Alleen het leven op aarde is bekend.De belangrijkste elementen waar leven uit bestaat wordt samengevat als CHNOPS: C – Koolstof, H – Waterstof, N – Stikstof, O – Zuurstof, P – Fosfor, S – Zwavel. De mens is opgebouwd uit: ongeveer 60 chemische elementen, maar de meeste massa komt van: Zuurstof (O) → ~65% ,Koolstof (C) → ~18%,Waterstof (H) → ~10%,Stikstof (N) → ~3% (in eiwitten en DNA), Calcium (Ca) → ~1,5%, Fosfor (P) → ~1%, Kalium (K), Zwavel (S), Natrium (Na), Chloor (Cl), Magnesium (Mg) → samen ~0,5% En nog tientallen spoorelementen zoals ijzer (Fe, in hemoglobine), koper, zink, jodium, selenium, mangaan.
Bijzonder is dat dit leven uiteindelijk is gaan nadenken over zichzelf en de ontwikkeling van het universum.
Hoewel niet bekend is hoe het leven tot stand gekomen is tegenwoordig veel bekend over hoe het universum tot stand gekomen is en hoe het universum is opgebouwd.
De oerknaltheorie.

George Lemaître (1894-1966) een Belgische priester, astronoom en de ontdekker van de oerknal formuleerde het in 1927 als volgt: 'De nevels(galaxieën) zijn als microben op het oppervlak van een ballon. Als de ballon groter wordt ziet elke microbe de andere zich van zich verwijderen en krijgt zo de indruk - maar niet meer dan de indruk - in het middelpunt te staan.' Dit extreem korte moment, deze supercompacte, en superhete toestand wordt beschreven door de Planckschaal
Er bestonden bij dit begin van het universum dat wij tegenwoordig waarnemen nog geen atomen en ook geen Elementaire deeltjes. Wat er wél was: een extreme hoeveelheid energie, samengeperst in een onvoorstelbaar klein volume. Die energie wordt in de natuurkunde Planck-energie genoemd. Dit is de hoogst denkbare energie-eenheid, ongeveer 10¹⁹ GeV (een miljard keer miljard keer miljard elektronvolt Het is de oervorm van energie waaruit later de eerste deeltjes, atomen en uiteindelijk sterren en planeten zijn voortgekomen.
We moeten ons voorstellen dat ons huidige universum toen veel compacter was was dan het proton van een atoom. Zo dicht en heet dat atomen, protonen, neutronen, elektronen ook quarks en neutrino's nog niet konden bestaan. Hoewel aan George Lemaître de eer van de ontdekking toekomt, waren er meer wetenschappers verantwoordelijk voor de oerknaltheorie Albert Einstein, Willem de Sitter, Alexander Friedman, Edwin Hubble, Alan Guth en Stephen Hawking. De dag zonder gisteren zei George Lemaître een Belgische astronoom en priester, in 1931. Dit omdat met de kennis van toen en nu trouwens ook, er geen toetsbare uitspraken gedaan kunnen worden over de periode voor de oerknal.
We moeten hierbij beseffen dat het bij het begin van expansie niet ging om een knal, want toen universum begon te expanderen was er nog niets dat geluid kon voortbrengen.
· quarks
· leptonen (zoals elektronen en neutrino’s)
· krachten dragende bosonen (zoals gluonen, fotonen en W- en Z-bosonen)
· mogelijk ook het massa verschaffende Higgsboson
In diezelfde fractie van een seconde vond een spectaculaire gebeurtenis plaats: de kosmische inflatie. Het universum onderging een exponentiële groei, waarbij het volume in een onvoorstelbaar korte tijd toenam. Het expandeerde sneller dan de lichtsnelheid (wat mogelijk is omdat het niet om beweging dóór ruimte gaat, maar om de uitbreiding ván ruimte zelf). Volgens gangbare schattingen groeide het waarneembare universum in die fase van ongeveer het formaat - of noch beter gezegd de samengebalde energie dichtheid ter grootte van een proton (~10⁻¹⁵ meter) tot tot een dichtheid ter grootte van een knikker (~1 centimeter), of mogelijk zelfs een voetbal. Deze enorme uitbreiding duurde maar een minuscuul ogenblik: van ongeveer 10⁻³⁶ tot 10⁻³² seconden. Deze ontwikkeling kun je op twee manieren begrijpen. Die extreem dichte hete punt, samengebalde energie is slechts de waarneembare punt van misschien wel een oneindig heelal, met diezelfde hete energie dichtheid kleiner dan een proton. De metafoor van de ballon die Lemaître brengt ons dan op een dwaalspoor.De andere manier van begrijpen is dat het waarneembare heelal op het moment van het begin van de uitdijing werkelijk niet groter was dan genoemde punt.
· Deze fase van inflatie wordt ondersteund door theorieën zoals die van Alan Guth (1981), en verklaren o.a. waarom het heelal zo homogeen en vlak is.
· De exacte "grootte" van het universum is moeilijk te definiëren — het gaat hier om de waarneembare regio, niet het volledige heelal (dat mogelijk oneindig is).
Een heel kleine ietsepietsie van een seconde verder, nog steeds in diezelfde seconde begonnen quarks zich te combineren tot hadronen (zoals protonen en neutronen). Ook worden Elektronen, Fotonen (zeer overvloedig aanwezig als straling) neutrino’s en gluonen, die quarks binnen hadronen binden, gevormd. Wat gebeurde 1 Seconde na de oerknal? Na ~1 seconde maken de neutrino’s zich los en bewegen vrij door het universum van dat moment: een gloeiende soep is van elementaire deeltjes. Protonen, neutronen, elektronen en fotonen zijn de dominante deeltjes. Tijd: 3 seconden – 10 minuten Primaire gebeurtenissen:· Het heelal koelt verder af tot ~1 miljard K.
· Quarks zijn volledig samengevoegd tot protonen en neutronen.
· Neutrino’s hebben zich losgemaakt en bewegen sindsdien vrij (kosmische neutrino-achtergrond, nog niet direct gemeten).
·
Nucleosynthese vindt plaats:
Protonen en neutronen vormen de eerste atoomkernen van waterstof (H), helium
(He) en een beetje lithium (Li).
→ Dit heet Big Bang Nucleosynthese.
Galaxieën zijn sterrenstelsels van mijarden sterren. Stel je dat eens voor miljarden zonnenstelsels. Zonnenstelsels zoals het onze met planeten zoals Mercurius, Venus, onze Aarde, Mars enzovoort.
Wij weten niet of in die miljarden zonnenstelsels, omstandigheden voor leven aanwezig zijn. Astronomen pogen dat wel te achterhalen. Wij weten wel dat er zonnenstelsels zijn met meerdere zonnen. Wat een fantastisch uitzicht zou dat zijn.
Sterrenstelsels zoals onze melkweg, kunnen wel een doorsnee hebben van 100.000 lichtjaar.
Er bestaan in het universum vele mijarden sterrenstelsels. Deze hebben nummers gekregen. De astronoom Hubble was degene die ontdekte dat er buiten de melkweg meerdere sterrenstelsels bestonden. De Andromeda nevel bleek zo’n sterrenselsel te zijn.
De naam galaxie komt uit het oud Grieks en betekent "spoor van melk". Dit vanwege het witte uiterlijk aan de nachtelijke hemel.
Galaxieën zijn er in meerdere vormen zoals ellips- of spiraalnevel.
- Groei
- Voortplantng
- Eigenschappen gaan over op nageslacht
- Het reageren op prikkels
- Het vermogen zich aan te passen aan veranderingen
- Het vermogen een evenwicht te handhaven in zichzelf en met omgeving Iets wat deze kenmerken heeft, noemen wij een organisme.
De energie van 1 eV (eigenlijk 1 eV/kB) correspondeert met een temperatuur van 11 604,505 K (11 331,518 °C). Kamertemperatuur (20 °C = 293 K) komt overeen met 0,025 eV.
Lemaître kende ook de resultaten van metingen van roodverschuiving die tussen 1912 en 1914 waren verricht door de astronoom Vesto Slipher. Daaruit bleek dat de spiraalnevels – die Hubble in 1923 als sterrenstelsels had geïdentificeerd – zich, op enkele uitzonderingen na, steeds sneller van ons én van elkaar verwijderen.
Lemaître kende de algemene relativiteitstheorie van Einstein waarin gesteld wordt dat dat massa en energie de ruimte en de tijd kunnen beïnvloeden en paste deze theorie toe op het hele universum. op grond daarvan kwam hij tot de conclusie dat de ruimte expandeert.
Op basis van deze gegevens trok Lemaître in 1927 een ingenieuze conclusie: "Als het universum vandaag uitdijt, dan moet het in het verleden kleiner zijn geweest. Piepklein." In 1931 stelde hij dat het heelal ontstaan moet zijn uit een uiterst compacte en dichte massa – kleiner dan een atoom – waaruit de volledige kosmos is voortgekomen.
De kosmische achtergrondstraling is de reststraling van het vroege universum, afkomstig van ongeveer 380.000 jaar na de oerknal. In die tijd was het universum nog heet en dicht, gevuld met geladen deeltjes (ionen en elektronen) die voortdurend fotonen verstrooiden. Licht kon zich toen niet vrij voortbewegen – vergelijkbaar met hoe mist het zicht belemmert.
Toen het universum afkoelde tot 3000 K, konden elektronen zich binden aan protonen en stabiele atomen vormen (voornamelijk waterstof). Hierdoor konden fotonen ongehinderd verder reizen. Dit proces noemen we recombinatie, en het moment waarop het licht ofwel de elektromagnetische straling ‘vrij’ kwam, heet ontkoppeling(recombinatie).
De fotonen van dat moment zijn door de uitdijing van het universum afgekoeld tot microgolfstraling van enkele graden Kelvin en vormen nu de kosmische achtergrondstraling – een soort “fossiel licht” dat nog steeds uit alle richtingen komt.

Actief: 1989–1993 Aan boord waren:
Een Differential Microwave Radiometer (DMR)
Een Far-InfraRed Absolute Spectrophotometer (FIRAS)
En
Diffuse Infrared Background Experiment (DIRBE) Belangrijkste prestaties:
Bevestigde het bestaan van de CMB-ontdekt dat het spectrum van de achtergrondstraling precies overeenkomt met het voorspelde spectrum, met een temperatuur van een zwarte straler van 2,725 +/- 0,002 K. → bewijs voor een heet, dicht begin (de oerknal). Vond de eerste kleine temperatuurfluctuaties aan de hand 'kosmische microgolf-achtergrondstraling'hiermee werd een kaart berekend van de periode dat het universum 380.000 jaar jong was. De temperatuurfluctuaties(blauw-rood) corresponderen met de veronderstelde dichtheidsfluctuaties in materie en energie toen.
De WMAP sateliet
Dit is een afbeeldingvan de WMAP-satelliet (Wilkinson Microwave Anisotropy Probe), die tussen 2001 en 2010 de kosmische achtergrondstraling in kaart bracht.
WMAP bepaalde de leeftijd van het universumzeer nauwkeurig: 13,77 miljard jaar (met een foutenmarge van ±0,04 miljard jaar).
WMAP gaf voor het eerst exacte percentages van wat het heelal bevat:Donkere energie 68% die zorgt voor de versnellende uitdijing van het universum, Donkere onzichtbare materie 27% die zwaartekracht uitoefent en gewone materie (atomen) 5% Alles wat we kennen: sterren, planeten, mensen.
WMAP toonde aan dat het universum vlak is, met een afwijking van minder dan 1%. Dit betekent dat licht in rechte lijnen reist en dat het heelal zich eindeloos kan blijven uitbreiden.
WMAP bracht de kleine temperatuurfluctuaties in het vroege heelal haarscherp in kaart.
WMAP leverde sterke indirecte steun voor het idee dat het heelal vlak na de oerknal extreem snel uitdijde (inflatie).
De Planck Observatory was een (sub)millimeter- en radiotelescoop die op 14 mei 2009 in een baan om het tweede Lagrangepunt van het Aarde-Zon systeem gebracht werd werd.
Het doel van Planck Observatory was het meten van anisotropieën(de temperatuur van de kosmische microgolfstralingdie niet overal hetzelfde is). in de kosmische microgolf achtergrondstraling. Dit is de warmtestraling die kort na het ontstaan van het heelal met de oerknal is uitgezonden en nu pas, meer dan 13,7 miljard jaar later, onze regio van het heelal bereikt. De temperatuur van de achtergrondstraling is in die tijd gedaald tot 2,725 ± 0,001 kelvin.
Deze satelliet is vernoemd naar de Duitse natuurkundige Max Planck.
Omdat de satelliet door het opraken van de koeling niet langer in staat is te observeren is hij in augustus 2013 in een parkeerbaan gebracht, en op 23 oktober 2013 is het laatste commando naar Planck gestuurd om de satelliet uit te zetten.
tP ≈ 5,39 × 10−44 seconden Dat is een onvoorstelbaar korte tijd.
Fysieke betekenis
De Plancktijd markeert het vroegste moment na de oerknal waarover onze huidige natuurkundige theorieën een uitspraak kunnen doen. Voor tijden korter dan de Plancktijd (t < tP) verwachten natuurkundigen dat ruimte, tijd en zwaartekracht niet meer beschreven kunnen worden zoals we nu gewend zijn. De Plancktijd volgt uit het combineren van fundamentele natuurconstanten:- tP – de Plancktijd, de kortst denkbare betekenisvolle tijdsduur in de natuurkunde
- ℏ – De planckconstante is: h≈6,62607015×10−34J\cdotps
- ℏ – de gereduceerde Planckconstante (h / 2π), uit de kwantummechanica
- G – de zwaartekrachtsconstante, afkomstig uit de algemene relativiteitstheorie
- c – de lichtsnelheid in vacuüm (ongeveer 299.792.458 meter per seconde)
Waarom zeggen we: "we kunnen niet onder de Plancktijd kijken"?
Omdat onze huidige theorieën over zwaartekracht en de lichtsnelheid daar falen:- De algemene relativiteitstheorie beschrijft zwaartekracht op grote schaal, maar niet op kwantumschaal.
- De kwantummechanica beschrijft het gedrag van de kleinste deeltjes, maar zonder zwaartekracht.
Is de Plancktijd een natuurkundige grens of een wiskundige afspraak?
Je kunt stellen dat de Plancktijd vooral een conceptuele grens is — een soort stilzwijgende overeenkomst tussen natuurkundigen en wiskundigen. Niet omdat het niet mág, maar omdat het niet zinvol is om daaronder te rekenen zolang we geen betere theorie hebben. Of anders gezegd: "De Plancktijd is de grens waar wiskunde en fysica elkaar de hand schudden en zeggen: tot hier en niet verder – tot we meer weten."Wat als we toch onder de Plancktijd willen kijken?
Dan hebben we een nieuwe theorie nodig. Kandidaat-theorieën voor kwantumzwaartekracht zijn onder andere:- Snaartheorie
- Loop quantum gravity
- Causal set theory
Samenvatting
De Plancktijd is:- de kleinste tijdseenheid met betekenis binnen onze huidige natuurkunde
- een grens waarbuiten onze modellen hun voorspellende kracht verliezen
- een product van wiskundige afleiding met natuurconstanten
- geen absolute grens in de werkelijkheid, maar een grens van begrip
Het proton is een positief geladen materiedeeltje dat in elke atoomkern voorkomt. Het werd in 1911 ontdekt door Ernest Rutherford.
Samen met neutronen (die geen lading hebben) vormt het de atoomkern, behalve bij waterstof-1, dat alleen uit een proton bestaat.
De deeltjes in de kern worden bijeengehouden door de sterke kernkracht, die veel krachtiger is dan de afstoting tussen de positief geladen protonen.
Het aantal protonen bepaalt het atoomnummer en dus het element in het periodiek systeem (bijv. koolstof: 6, zuurstof: 8, uranium: 92).
In de kern van sterren fuseren protonen onder hoge druk tot helium (2p + 2n). Hierbij wordt soms een proton via de zwakke kernkracht in een neutron omgezet.
Een proton bestaat uit 2 up-quarks en 1 down-quark, bijeengehouden door gluonen, de dragers van de sterke kernkracht.
Rondom de kern bewegen negatief geladen elektronen. Volgens de kwantummechanica vallen ze niet op de kern, maar bevinden zich in stabiele toestanden met onzekere positie.

Verondersteld wordt dat in het vroegste stadium van het universum nog geen atomen, deeltjes zoals fotonen bestonden. alleen energie, zonder structuur. In het vroegste stadium van het universum gaat men er van uit dat er nog geen massa bestond, alleen energie.
Deze energie in het jonge universum zat opgeslagen in een quantumveld.
Samen vormen isotropie en homogeniteit de basis van het zogenaamde kosmologische principe.
De ruimtetijd vertoont geen kromming. (vlak) en is homogeen.
In de chemie en natuurkunde worden atomen opgebouwd uit protonen, neutronen en elektronen. Het aantal protonen in de kern bepaalt welk element het is. Waterstof, het lichtste element, heeft één proton. Helium, het tweede lichtste, heeft twee protonen. Daarna komt lithium (drie protonen) en sporenelementen zoals deuterium (zwaar waterstof) en helium-3 Dit zijn de zogenaamde lichte elementen Deze elementen komen op grote schaal voor in het universum, zelfs in de oudste en meest primitieve sterren en gaswolken.
De Algemene Relativiteitstheorie van Albert Einstein(1915) stelt dat materie en energie de ruimte én de tijd doen krommen. De kromming van de tijd is doorgaans sterker dan die van de ruimte. Dit levert een nieuwe verklaring voor de zwaartekracht: planeten draaien om sterren omdat ze de kromming van de ruimtetijd volgen die door de materie van de ster worden vervormd. Einstein vat dit samen onder de noemer ruimtetijd.
Uit de vergelijkingen van de algemene relativiteitstheorie volgt dat het heelal dynamisch moet zijn: het kan uitdijen of inkrimpen. Toen Einstein zijn theorie opstelde, geloofde hij echter dat het heelal onveranderlijk en eeuwig was: ""steady state" theorie. In die tijd was men overtuigd dat het universum statisch was, omdat men geen grootschalige bewegingen van de sterren had waargenomen. Men sprak over de vaste sterren aan de hemel, en dit was een uitdrukking van de opvatting dat we op kosmische schaal in een onveranderlijk universum leven. Om dat te behouden voegde Einstein een extra term toe aan zijn veldvergelijkingen: de kosmologische constante (Λ).
Daarmee kon hij de zwaartekracht precies in evenwicht brengen, zodat er een statisch heelal ontstond. Later noemde hij dat zijn “grootste blunder”, omdat dit statische model instabiel bleek.

Roodverschuiving:
Astronomen meten roodverschuiving door sterren of zonlicht te laten vallen op een driehoekig geslepen glas of prisma en de kleurenreeks waaruit het licht uiteenvalt te meten in dit geval de intensiteit van rood.
De spectraallijnen van het licht die op aarde worden ontvangen van de andere sterrenstelsels, zijn ten opzichte van het lichtspectrum van de zon verschoven naar het rode eind van het spectrum De golflengte van deze spectraallijnen is langer geworden. Voor elk sterrenstelsel heeft deze verschuiving een andere waarde. Verreweg de meeste sterrenstelsels vertonen een roodverschuiving, een enkele ander vertoont een blauwverschuiving.
Het object met de grootste gemeten kosmologische roodverschuiving was in 2016 het stelsel GN-z11, met z = 11,1. Daarmee heeft het een afstand van 13,4 miljard lichtjaar.
De astronomische term roodverschuiving verwijst naar het verschijnsel waarbij het licht van een object in het heelal naar de rode kant van het spectrum verschuift. Dit betekent dat de golflengte van het licht toeneemt (de frequentie wordt lager), wat erop wijst dat het object zich van ons af beweegt.
Roodverschuiving helpt wetenschappers bepalen hoe snel objecten zich van ons verwijderen, wat informatie oplevert over de structuur, evolutie en uitbreiding van het heelal.

