Gedichten

Psalm

psalm

Wislawa Szymborska
1976

Oh mens, hoe lek zijn de grenzen van door jou gecreërde staten!
Hoeveel wolken drijven er ongestraft over;
hoeveel woestijnzand waait van land naar land;
hoeveel bergkiezels rollen met uitdagende sprongen over andermans bodem!

Moet ik elke vogel noemen die spot met grenzen
of neerstrijkt op de slagboom bij de grens?
Een simpele mus,- zijn staart in den vreemde,
De snavel thuis. Laten we maar zwijgen over zijn drukke springerige gedraai!

Uit de talloze insecten kies ik slechts de mier,
Die tussen de linker- en rechterlaars van de grenswacht
de vragen waarvandaan en waarheen!
Blijmoedig negeert

Ach dat gedetailleerd registreren, in ogenschouw nemen van de zegevierende chaos op elk continent
Is dat niet een liguster aan de verre overkant
die zijn honderdduizendste blad over de rivier smokkelt?
En wie anders dan de octopus met zijn schaamteloos lange armen schendt de heilige territoriale wateren

En hoe kunnen wij over wereldorde praten
Wanneer zelfs de plaats van de sterren
ons achterlaat, twijfelend, welke voor welke schijnt?

Wij zullen het maar niet hebben over deze laakbare mistvlagen!
En het stofgestuif over de hele steppe,
Die negeren dat hij in tweeën was verdeeld!
En de gedienstige windvlagen die de stemmen voortdrijven
tot samenzweerderig knarskrijsend, niet te ontcijferen gemompel!

Alleen het menselijke kan waarlijk, vreemd zijn.
Wat rest zijn gemengde begroeiing, ondermijnende mollen en wind.

Vrij en dus grensoverschrijdend vertaald.
Ben Batuta 2024

Psalm

Wisława Szymborska
1976

O, jakże są nieszczelne granice ludzkich państw!
Ile to chmur nad nimi bezkarnie przepływa,
ile piasków pustynnych przesypuje się z kraju do kraju
ile górskich kamyków stacza się w cudze włości
w wyzywających podskokach!

Czy muszę tu wymieniać ptaka za ptakiem jak leci,
albo jak właśnie przysiada na opuszczonym szlabanie?
Niechby to nawet był wróbel - a już ma ogon ościenny,
choć dzióbek jeszcze tutejszy. W dodatku - ależ się wierci!

Z nieprzeliczonych owadów poprzestanę na mrówce,
która pomiędzy lewym a prawym butem strażnika
na pytanie: skąd dokąd - nie poczuwa się do odpowiedzi.

Och, zobaczyć dokładnie cały ten nieład naraz
na wszystkich kontynentach!
Bo czy to nie liguster z przeciwnego brzegu
przemyca poprzez rzekę stutysięczny listek?
Bo kto, jeśli nie mątwa zuchwale długoramienna,
narusza świętą strefę wód terytorialnych?

Czy można w ogóle mówić o jakim takim porządku,
jeżeli nawet gwiazd nie da się porozsuwać,
żeby było wiadomo, która komu świeci?

I jeszcze to naganne rozpościeranie się mgły!
I pylenie się stepu na całej przestrzeni,
jak gdyby nie był wcale wpół przecięty!

I rozlegnie się głosów na usłużnych falach powietrza:
przywoływawczych pisków i znaczących bulgotów!

Tylko co ludzkie potrafi być prawdziwie obce.
Reszta to lasy mieszane, krecia robota i wiatr.

Snijpunt

Het Snijpunt
U wordt niet gered door hun erfenis
Merk uw voorgevoel op
U alleen schept aarzelend stappend uw labyrint
Aan doodsangst heeft u niets
Kijk naar Jezus, Socrates en Sidharta
die de dood en het einde van de dag aanvaardden
Al het geschrevene of gesprokene verwaait
Er is geen medelijden enkel voortschrijden
van een oneindige duisternis en onophoudelijke tijd
Voor u zijn alle momenten eenzaam.

Vertaing van El Apice uit 1981 van de Argentijnse dichter schrijver Jorge Luis Borges

Ode aan Dordrecht

Ode aan Dordrecht

Dordt - wat zal ik ervan zeggen: ik ben er geboren
en woon er, op een paar onderbrekingen na,
al zo'n zesenvijftig jaar: dan weet je feitelijk niet beter:
Bankastraat, Voorstraat, Bagijnhof, Kromhout,
zelfde huizen, zelfde mensen, zelfde bomen, zelfde winkels:
K. Schippers schreef in een gedicht getiteld 'Bij Loosdrecht':
"Als dit Ierland was, zou ik beter kijken."
Het prettige is, vind ik, van Dordt dat ik er helemaal
niet meer hoef te kijken, maar lekker kan denken aan alles
wat maar bij mij opkomt: de stad stoort mij niet,
zomin als ik, hoop ik, de stad stoor:
wij zijn als twee goede buren
die elkaar welwillend toeknikken, soms even
een babbeltje maken maar verder ieder hun eigen weg gaan.

Tenminste, dat had je gedacht, maar zo is het niet:
wat je beleeft als je nog in je warme pofbroek loopt
gaat je niet in je kouwe kleren zitten - je zou het
wel willen misschien: Dordt, niks mee te maken,
ik woon er alleen, meer niet - maar je hoeft maar van verre
de Grote Kerk te zien oprijzen tussen
het gewirwar van gevels en daken,
of je voelt je meteen als een kind dat na een schoolreisje
- heel plezierig: veel ijs, veel patat -
uit de bus stapt en met zijn koffer of tas in de hand
de straat waar zijn huis staat in holt: het feest
mag voorbij zijn, maar hier is hij thuis:
kijk, daar gaat de melkboer, hij heeft
en nieuwe wagen gekregen en daar is de boom
waar de brandweer die keer de poes van Marietje uit haalde.

Het zijn de kleine dingen: ik weet het, een vriend
uit Twente die ieder jaar naar Normandië ging
en die ik de havens liet zien, riep verrast: "Maar Dordt
is véél mooier dan Honfleur!"
Het kan zijn, maar als mannen alleen van mooie vrouwen hielden
werd er weinig getrouwd: als je houdt van Dordt
houd je niet alleen van het Groothoofd,
de Damiatebrug, het Bolwerk, de Pottenkade,
maar heb je een even groot zwak
voor de Stoofstraat, de Hoge Bakstraat, het Wilgenbos: plekjes
waarvan geen toerist ooit een dia nam,
want Dordt is niet alleen de rivier
met al wat erop en eraan hoort,
maar een brok atmosfeer, een klimaat,
waarin je misschien wel geboren moet zijn
om er blijvend te kunnen ademen.

Maar laten we eerlijk zijn: is het in Buenos Aires,
Tokio, Amsterdam, Los Angelos, Parijs, zoveel beter?
(Om nog maar niet eens te spreken van Loon-op-Zand
of Sint Anna Parochie) - welnee toch zeker:
overal waar mensen wonen houd je het enkel
maar uit met een stalen gemoed of een vat
peppillen en tranquillizers
en verhuizen brengt niks dan kopzorg en kost een hoop geld
Nee, je kunt maar het beste nog leven
waar je wortels zijn, waar je denken kan: o ja, daar
stond ik altijd op Stientje 'te wachten en hier
kwam ik mijn moeder toen tegen.
De rest is enkel decor,
of het nu Piazza San Marco heet
of Broadway of Penny Lane of Spui of Bois de Boulogne.

Cees Buddingh:
1974

Liefde – omdat het een essentieel woord is -

Liefde – omdat het een essentieel woord is -
Carlos Drummond de Andrade (Itabira, 31 oktober 1902 – Rio de Janeiro, 17 augustus 1987) : uit O Amor Natural

Liefde – omdat het een essentieel woord is -
begin dit lied en omhul mij.
Liefde leidt mijn vers, en terwijl je leidt,
Verenig ziel, verlangen, lid en vulva.

Wie durft te zeggen dat er alleen ziel is?
Wie voelt de ziel niet uitdijen in het lichaam
opbloeiend in de pure schreeuw
van een orgasme, in een moment van oneindigheid?

O lichaam, onze verweven lichamen,
gesmolten, opgelost, terug naar de oorsprong
door Plato als voltooid beschouwd:
zijn één, perfect in twee; twee in één.

Eenheid in bed of in de kosmos?
Waar eindigt de kamer en beginnen de sterren?
Welke kracht in onze flanken draagt ons
naar dat extreme, etherische, eeuwige gebied?

Naar de heerlijke aanraking van de clitoris,
alles is getransformeerd, in een flits.
In een subtiel puntje van dit lichaam,
Waar de fontein, het vuur, de honingdauw zich samenbalt.

Penetratie doet wolken uiteenscheuren
en doodt zonnen zo laaiend
dat menselijke ogen ze nooit tolereerden,
maar badend in het licht gaat de coïtus door.

En het gaat maar door en verspreidt zich
voorbij ons, voorbij het leven zelf,
als een actieve abstractie die vlees wordt,
het idee van genot is genot.

En in het zoete lijden tussen woorden,
minder dan dit, geluiden, hijgen, ah,
bereikt een enkele overgave in ons zijn hoogtepunt:
sterft liefde van goddelijke liefde, .

Hoe vaak sterven we in elkaar,
in de ondergrondse vochtigheid van de vagina,
in deze dood zachter dan slaap:
de zintuigen rusten, voldaan.

Dan is de vrede wedergekeerd. De vrede van de goden,
uitgestrekt op het bed als standbeelden
in lakens van zweet, dankend
voor de aardse liefdesgift aan een god.

Vrij vertaald door Frank Strijthagen 27-11-2022


Amor — pois que é palavra essencial —

Carlos Drummond de Andrade

Amor — pois que é palavra essencial —
comece esta canção e toda a envolva.
Amor guie o meu verso, e enquanto o guia
reúna alma e desejo, membro e vulva.

Quem ousará dizer que ele é só alma?
Quem não sente no corpo a alma expandir-se
até desabrochar em puro grito
de orgasmo, num instante de infinito?

Qu O corpo noutro corpo entrelaçado,
fundido, dissolvido, volta à origem
dos seres, que Platão viu completados:
é um, perfeito em dois; são dois em um.

Qu Integração na cama ou já no cosmo?
Onde termina o quarto e chega aos astros?
Que força em nossos flancos nos transporta
a essa extrema região, etérea, eterna?

Qu Ao delicioso toque do clitóris,
já tudo se transforma, num relâmpago.
Em pequenino ponto desse corpo,
a fonte, o fogo, o mel se concentraram.

Qu Vai a penetração rompendo nuvens
e devassando sóis tão fulgurantes
que nunca a vista humana os suportara,
mas, varado de luz, o coito segue.

Qu E prossegue e se espraia de tal sorte
que, além de nós, além da própria vida,
como ativa abstração que se faz carne,
a ideia de gozar está gozando.

Qu E num sofrer de gozo entre palavras,
menos que isto, sons, arquejos, ais,
um só espasmo em nós atinge o clímax:
é quando o amor morre de amor, divino.

Qu Quantas vezes morremos um no outro,
no úmido subterrâneo da vagina,
nessa morte mais suave do que o sono:
a pausa dos sentidos, satisfeita.

Qu Então a paz se instaura. A paz dos deuses,
estendidos na cama, qual estátuas
vestidas de suor, agradecendo
o que a um deus acrescenta o amor terrestre.

Uit: O amor natural

Weltschmerz voorbij

Weltschmerz voorbij

Vandaag toen de wind voorzichtig
Vluchtig met een zuchtje
Mijn tenen, buik en haren streelde
Daarna alleen de zon
Met zijn warme handen
Gezicht, gesloten ogen raakte
wist ik mij er bij

Wissewasjes

Niemandalletjes

De bus

Kwaad

Langste dag

Op tijd

Licht

Vaag

Grafity

Schouder

Op weg

Busrupsen

Dribbel

Altijd

Afbraak

Wilde, woeste wolken

De stad dromen