PTSS Post Traumatische Stress Stoornis



Criterium A1:
Het wezenlijke kenmerk van een posttraumatische stressstoornis is de ontwikkeling van karakteristieke symptomen Symptoom:
De aanwijzingen die een persoon ervaart dat hij of zij lichamelijk of geestelijk ziek is
na blootstelling aan een gebeurtenis die extreme spanning veroorzaakt zoals: een dreigend overlijden, ernstig letsel, een bedreiging van de lichamelijke integriteit Integriteit:
Met integriteit worden meestal iemands persoonlijke waarden aangeduid zoals heelheid, puurheid, gaafheid, natuurlijkheid, eerlijkheid. Bij lichamelijke integriteit gaat het om de gaafheid van iemands lichaam.
, het getuige zijn van een gebeurtenis die omvat overlijden, lichamelijk letsel of een bedreiging voor de lichamelijke integriteit van een andere persoon, of het vernemen van onverwachte of gewelddadige dood, ernstige schade, of de dreiging van dood of letsel van een familielid of andere naaste.

criterium A2:
De reactie van de persoon of kind op de gebeurtenis moet gekenmerkt worden door intense angst, hulpeloosheid of afschuw en gepaard gaan met ongeorganiseerd en geagiteerd gedrag

symptomen:

Gebeurtenissen die als traumatische kunnen worden ervaren:

    Oorlogsgeweld.
    Met geweld gepaard gaande aanvallen tegen de persoon (seksueel misbruik, fysieke aanval, diefstal, overval), ontvoering, gijzeling, terroristische aanslagen, marteling, krijgsgevangenschap, concentratiekamp, de natuur- of industriële rampen, ernstige auto-ongevallen,
    gediagnosticeerd worden als patiënt met een levensbedreigende ziekte.
    Wanneer kinderen in aanraking komen met niet bij hun ontwikkeling en leeftijd horende seksuele ervaringen kunnen dit voor hen traumatische ervaringen vormen. Ook wanneer deze ervaringen niet gepaard gaan met bedreigingen of geweld
    Ooggetuige zijn van gebeurtenissen zoals ernstige verwondingen, een onnatuurlijke dood van een andere persoon ten gevolge van geweld, ongeluk, oorlog of ramp en van een lijk of losse lichaamsdelen.
    Het vernemen van gebeurtenissen die anderen (vrienden, familie) zijn overkomen zoals geweld, een ernstig ongeluk, een ernstige verwonding. het plotselinge, overlijden van een familielid of een naaste vriend, of het vernemen dat je kind een levensbedreigende ziekte heeft.
De stoornis kan ernstiger en langduriger worden naarmate de veelvuldigheid, nabijheid en intensiteit van de stressor groter is.

De traumatische gebeurtenis kan worden op verschillende manieren opnieuw herbeleefd worden:

Criterium B1:
De persoon kan terugkerende en intrusievezich aan hem opdringende herinneringen hebben aan de voor hem nare gebeurtenis

Criterium B2:
of terugkerende verontrustende dromen over de traumatische gebeurtenis .

Criterium B4
In zeldzame gevallen raakt de persoon in een dissociatieve toestand Bij een dissociatieve stoornis kunnen de volgende symptomen voorkomen:
  1. Amnesie : Wanneer iemand zich incidenten of ervaringen van gebeurtenissen uit een bepaalde periode niet kan herinneren
  2. Depersonalisatie : Een bewuste ervaring waarbij iemand het eigen lichaam als vreemd, niet vertrouwd, of niet echt ervaart.
  3. Derealisatie: Een bewuste ervaring waarin iemand zijn vertrouwde omgeving als vreemd en onvertrouwd ervaart.
  4. Identiteitsverwarring: Wanneer iemand zich onzeker voelt over wie hij is of moeite heeft hoe zich zelf te beschrijven.
  5. Identiteitswijziging: Wanneer er een verschuiving plaats vindt in de identiteit wat het gedrag op een dusdanige manier verandert dat het anderen opvalt.
die enkele seconden tot enkele uren of zelfs dagen kan duren. In deze toestand herbeleeft de persoon hetgeen hem tijdens de traumatische gebeurtenis overkwam. (Criterium B3).De persoon kan een intense psychische nood en fysiologische reactie ervaren wanneer hij blootgesteld wordt aan een gebeurtenis die lijkt op of symbool staat voor een gedeelte van de traumatische gebeurtenis bijvoorbeeld de verjaardatum, het weertype, een uniform, het betreden van een lift waarin je verkracht werd.

Criterium C2:
Stimuli die in verband staan met het trauma worden hardnekkig vermeden.

Criterium C1:
Personen doen moeite om te vermijden dat er gedachten, gevoelens of gesprekken zijn over de traumatische gebeurtenis gevoerd worden

Criterium C2
Activiteiten, situaties, of mensen die herinneren aan het trauma, worden vermeden.

Criterium C:
Er kan sprake zijn van het vergeten van Ook kan er geheugenverlies optreden voor een belangrijk aspect van de traumatische gebeurtenis.

Criterium C:
Een verminderd vermogen te reageren op de buitenwereld, ook wel: "psychologische gevoelloosheid" or "emotionele verdoving,"Het individu kan klagen over een sterk verminderde interesse of deelname aan eerder genoten activiteiten, Dit wordt beschreven als een psychische niet meer in staat zijn te voelen of een verdoving van de emoties. Dit begint meestal kort na de traumatische gebeurtenis

Criterium C5:
Of een gevoel van onthechting en vervreemding van andere mensen

Criterium C6:
Of niet meer in staat zijn gevoelens zoals tederheid, intiiteit en seksualiteit te ervaren. of een sterk verminderd vermogen tot het waarnemen van emoties zoals intimiteit, tederheid en seksualiteit.

Criterium C7:
Het individu kan het besef hebben geen toekomstverwachting meer te hebben (een carrière, huwelijk, kinderen, of een normale levensverwachting zit er niet meer in.

Criterium D1:
Het individu heeft hardnekkige symptomen van angst of verhoogde opwinding die niet aanwezig waren voor het trauma. Deze symptomen kunnen betreffen: moeilijk in slaap vallen of niet door kunnen slapen, dat kan te wijten zijn aan terugkerende nachtmerries waarin de traumatische gebeurtenis wordt herbeleefd ,

Criterium D2:
Sommige individuen melden geïrriteerdheid of uitbarstingen van woede

Criterium D4:
of concentratiestoornissen of het moeite hebben met het voltooien van taken (Criterium D3).


Criterium D5:
Een abnormaal hoge waakzaamheid en schrikreactie .



Terminologie:

Acuut: Deze aanduiding moet worden gebruikt wanneer de duur van de symptomen minder is dan 3 maanden.
Chronisch: wanneer de symptomen 3 maanden of langer aanhouden.
Vertraging van het beginstadium: Deze aanduiding geeft aan dat ten minste 6 maanden zijn verstreken tussen de traumatische gebeurtenis en het begin van de symptomen.

Verband houdende beschrijvende kenmerken en psychiatrische aandoeningen:
Personen met een posttraumatische stress stoornis kunnen pijnlijke schuldgevoelens hebben over overleven wanneer anderen niet hebben overleefd. of over de dingen die ze moesten doen om te overleven.

Fobisch vermijden van situaties of activiteiten die het oorspronkelijke trauma's symboliseren kunnen interfereren met interpersoonlijke relaties en leiden tot echtelijke conflicten, echtscheiding of het verlies van de baan. De volgende samenhangende constellatie van symptomen kunnen optreden en zijn vaker gezien in combinatie met een interpersoonlijke stressor (bijvoorbeeld seksueel of fysiek misbruik in de jeugd , huiselijk geweld, gijzeling, opsluiting als krijgsgevangenen of in een concentratiekamp, marteling): gevoelens van ineffectiviteit, schaamte, wanhoop, of hopeloosheid; gevoel permanent beschadigd te zijn, , vijandigheid, sociale terugtrekking; gevoel voortdurend bedreigd te zijn; verstoorde relaties met anderen, of een verandering van de individuele kenmerken van de vorige persoonlijkheid.

Het kan zijn dat er een verhoogd risico is op een paniekstoornis, agorafobie, obsessieve-compulsieve stoornis, sociale fobie, specifieke fobie, depressieve stoornis Somatisatie stoornis en verslaving. Het is niet bekend in welke mate deze aandoeningen voorafgaan aan of volgen op de eerste symptomen van posttraumatische stress stoornis.

Resultaten van gerelateerd laboratoriumonderzoek: Een verhoogde staat van opwinding wordt gemeten door het onderzoeken van autonome processen zoals de hartslag, spierspanning, de activiteit van de zweetklier.

Gerelateerd ichamelijk onderzoek bevindingen en algemeen medische omstandigheden:Algemeen medische aandoeningen kunnen voorkomen als gevolg van het trauma (bijv. hoofd schade, brandwonden).

Specifieke cultuur- en leeftijd gebonden eigenschappen:

Individuen die onlangs emigreerden uit de gebieden van grote sociale onrust en maatschappelijk conflict hebben een grotere kans op posttraumatische stress stoornis.

Deze personen kunnen vanwege hun kwetsbare politieke immigranten status terughoudend zijn met onthullingen over eventuele ervaringen met foltering en trauma's. Het vergt gespecialiseerde ervaring en kennis om de traumatische ervaringen en gelijktijdig symptomen van deze personen te kunnen beoordelen.

Bij jongere kinderen, treden verontrustende dromen op over de gebeurtenis op die binnen enkele weken, kunnen veranderen in nachtmerries over monsters en de reddingsdromen. Jonge kinderen hebben meestal niet bewustzijn dat ze het verleden herbeleven Zij beelden in plaats daarvan het trauma uit door middel van het herhaald naspelen met speelgoed auto's (in geval van een auto-ongeluk). Omdat het moeilijk is voor kinderen om verslag uit te brengen, zijn verminderde belangstelling voor belangrijke activiteiten, symptomen die zorgvuldig moeten worden beoordeeld door te luisteren naar verslagen van ouders, leerkrachten en andere waarnemers.

Bij kinderen blijkt een verminderd toekomstverwachting, door de overtuiging dat het leven te kort is om nog volwassen te worden. Er kan ook een verhoogde onheilsverwachting zijn en het menen waar te nemen van voortekenen die daar op duiden. Kinderen kunnen ook verschillende lichamelijke symptomen vertonen, zoals buik- en hoofdpijn.

De kans op een posttraumatische stresstoornis:
Op basis van studies van de gemeenschap blijkt dat de kans op een posttraumatische stress stoornis, variëreert van 1% tot 14%, afhankelijk van de meetmethoden en de onderzochte groep. Studies van risicogroepen (bijvoorbeeld oorlogsveteranen, slachtoffers van rampen of crimineel geweld) hebben risico percentages opgeleverd die variëren van 3% tot 58%.

Beloop:

Een posttraumatische stress stoornis kan zich op elke leeftijd voordoen, met inbegrip van de kindertijd. De symptomen beginnen meestal binnen de eerste 3 maanden na het trauma, ook al kan er een vertraging van maanden of zelfs jaren zijn, voordat de symptomen optreden. In de onmiddellijke nasleep van het trauma voldoet de verstoring in eerste instantie vaak aan de criteria voor acute stress stoornis. De symptomen van de aandoening en het relatief grotere aandeel van herbeleving, het vermijden, en symptomen van extreme opwinding kunnen variëren in loop van de tijd. De duur van de symptomen varieert, van volledig herstel binnen 3 maanden bij ongeveer de helft van de gevallen, tot aanhoudende klachten langer dan 12 maanden na het trauma.

De ernst, duur, en de nabijheid van de individuele blootstelling aan de traumatische gebeurtenis zijn de belangrijkste factoren die de kans op het ontwikkelen van deze aandoening vergroten. Er zijn aanwijzingen dat de sociale steun, familie-geschiedenis, jeugd ervaringen, persoonlijkheids factoren, en de reeds bestaande psychische stoornissen van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van een posttraumatische stress stoornis. Deze aandoening kan zich ontwikkelen bij personen zonder predisponerende aandoeningen, met name wanneer de stressor bijzonder ernstig is.

Differentiële diagnose:

Bij een posttraumatische stress stoornis, moet de stressor in tegenstelling tot de aanpassingsstoornis – waarbij sprake kan zijn van enige ernst-, van een extreme -dat wil zeggen, levensbedreigende aard- zijn. De diagnose van aanpassingsstoornis is zowel geschikt voor situaties waarin de reactie op een extreme stressor niet voldoet aan de criteria voor posttraumatische stress stoornis (of een andere specifieke psychische stoornis) en voor situaties waarin het symptoom patroon van posttraumatische stress stoornis optreedt als reactie op een stressor die niet extreem is (bijvoorbeeld een scheiding, ontslagen worden).

Niet alle psychopathologie, bij personen blootgesteld aan een extreme stressor, moet noodzakelijkerwijs worden toegeschreven aan posttraumatische stress stoornis. Symptomen zoals vermijding, gevoelloosheid, en een verhoogde opwinding die aanwezig waren vóór men aan de stressor werd blootgesteld voldoen niet aan de criteria voor de diagnose van posttraumatische stress stoornis en vereisen een andere diagnose en behandeling (bv. Korte psychotische stoornis, conversie stoornis, depressieve stoornis), in plaats van of in aanvulling op, posttraumatische stress stoornis.

Acute stress stoornis onderscheidt zich van posttraumatische stress stoornis, omdat het symptoom patroon in acute stress stoornis binnen de 4 weken na de traumatische gebeurtenis moet zijn opgetreden en verdwenen. Indien de klachten langer dan 1 maand aanhouden en voldoen aan de criteria voor posttraumatische stress stoornis, dient de diagnose te worden gewijzigd van acute stress stoornis inposttraumatische stress stoornis

Bij een obsessieve-compulsieve stoornis, zijn er terugkerende indringende gedachten, maar die worden ervaren als oneigenlijk en zijn niet gerelateerd aan een ervaren traumatische gebeurtenis. Flashbacks in posttraumatische stress stoornis moeten worden onderscheiden van illusies, hallucinaties, en andere perceptuele stoornissen die zich kunnen voordoen bij schizofrenie, psychotische stoornissen, stemmings stoornissen met psychotische kenmerken, een delirium, drugs of alcohol gerelateerde, en psychotische stoornissen gerelateerd aan een algemene medische aandoening .

Simulatie moet worden uitgesloten in situaties waarin de financiële vergoeding, uitkering in aanmerking te komen, en forensische bevindingen een rol spelen.
309.81 DSM-IV criteria voor de posttraumatische stressstoornis

A. De persoon is blootgesteld aan een traumatische gebeurtenis en beide van de volgende gebeurtenissen waren aanwezig:

(1) de persoon onderging, was getuige van of werd geconfronteerd met een gebeurtenis of gebeurtenissen die die te maken hadden met feitelijke of dreigende dood of ernstige verwondingen of een bedreiging voor de fysieke integriteit van zichzelf of anderen
(2) de reacties van de betreffende persoon zijn: intense angst, hulpeloosheid, of afgrijzen.
Opmerking: Bij kinderen kan dit blijken uit: ongeorganiseerd of opgewonden gedrag.

B. De traumatische gebeurtenis wordt voortdurend herbeleefd op een (of meer) van de volgende manieren:

1) terugkerende en indringende pijnlijke herinneringen aan de gebeurtenis, inclusief beelden, gedachten of waarnemingen.
Opmerking: Bij jonge kinderen kan zich herhaald fantasiespel oordoen waardoor thema's of aspecten van het trauma worden uitgedrukt.

2) Zich herhalende pijnlijke dromen over de gebeurtenis.
Opmerking: Bij kinderen kan er sprake zijn van angstaanjagende dromen zonder herkenbare inhoud.

(3) Handelen of voelen alsof de traumatische gebeurtenis zich opnieuw voordoet (bevat een gevoel van herbeleving van de ervaring, illusies, hallucinaties en dissociatieve flashback episodes, met inbegrip van die welke voorkomen wanneer je beschonken wakker wordt.
Opmerking: Jonge kinderen,kunnen doen alsof het trauma opnieuw optreedt.

(4) Intense psychische nood bij blootstelling aan interne of externe signalen die symbool staan of lijken op een aspect van de traumatische gebeurtenis.

(5) Fysiologische reacties wanneer blootstelling plaatsvindt aan interne of externe signalen die symbool staan of lijken op een aspect van de traumatische gebeurtenis.

C. Blijvend vermijden van prikkels die verband houden met het trauma en een afstomping van de algemene reactie (niet aanwezig voor het trauma), bij drie (of meer) van de volgende: (1) Pogingen gedachten, gevoelens of gesprekken te vermijden die verband houden met het trauma.
(2) Pogingen om activiteiten, plaatsen of mensen te vermijden die doen denken aan het traum.
(3) Onvermogen om een belangrijk aspect van het trauma te herinneren.
(4) duidelijk verminderde belangstelling voor of deelname aan belangrijke activiteiten (5) gevoel van onthechting of vervreemding van anderen (6) een beperkt spectrum van affectie (bijvoorbeeld niet in staat zijn tot uitfrukken van liefdevolle gevoelens: tederheid.) (7) het gevoel geen toekomst meer te hebben bv. Geen hoop op carrière, huwelijk kinderen of een normale levensverwachting

D. Aanhoudende verschijnselen van verhoogde waakzaamheid die niet aanwezig waren voordat het trauma optrad blijkend uit twee of meer van de volgende:
(1)Moeite hebben met in slaap vallen.
(2)Prikkelbaar zijn en woedeuitbarstingen hebben.
(3)Concentratieproblemen.
(4)Verhoogde waakzaamheid.
(5)Een verhoogde schrikreactie

E. De duur van de stoornis (symptomen in criteria B, C, en D) is langer dan een maand

F. De stoornis veroorzaakt een duidelijke onbehagen of stoornis op sociaal, beroepsmatig en andere belangrijke levensgebieden


De stoornis is nader te specificeren in:
Acuut: de duur van de symptomen is korter dan 3 maanden
Chronisch: indien duur van de symptomen is 3 maanden of meer
Met verlaat begin: De aanvang van de symptomen treden ten minste 6 maanden na de stressor op.

prevalentie:

Diverse onderzoeken laten zien dat ptss voorkomt bij 1-9,2% van de bevolking, met een hogere prevalentie bij risicogroepen. Bij klinisch of wetenschappelijk onderzoek rapporteren patiënten met een psychotische stoornis in 60% tot 92% van de gevallen eerder doorgemaakte trauma's. Comorbiditeit, met vooral stemmingsstoornissen (in het bijzonder depressie), andere angststoornissen, en alcohol- en middelenafhankelijkheid, is zeer hoog.

Literatuur:Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders DSM-IV-TR. Fourth Edition (Text Revision).Washington DC: American Psychiatric Association.) font/body>